Die vraag krijg ik met enige regelmaat en het antwoord is eenvoudig: ik ging in 2010 voor de gezelligheid mee met mijn echtgenoot Bert – toen voorzitter van Doopsgezind WereldWerk – naar een conferentie in Ethiopië. We gingen een paar dagen eerder, zodat hij ook nog een paar projecten in Tanzania kon bezoeken. Daar wekte het verbazing – en dat weer tot mijn verbazing – dat ik én dominee was én toch geen man. Ik vond dat hun probleem, maar toen we het seminarie in Musoma bezochten, vroeg ik wel of er ook vrouwelijke studenten waren. En ja wél: vier. Op mijn vraag wat er met hen gebeurde na afstuderen, antwoordde de toenmalige rector: ‘Ze gaan terug naar hun dorp’. Ik besloot het gesprek met de vraag of hij dat geen verspilling van geld, tijd, moeite en vooral talent vond, waarop pastor Albert zuinigjes reageerde met: ‘Misschien ooit … kunnen ze ‘deacon’ worden.’ (NB ‘deacon’ is zoiets als pastoraal werker.) Maar intussen werd me wel gevraagd om college te komen geven op het seminarie, ook al was ik nog steeds geen man. Ik wees het vriendelijk af.
In 2016 ging Bert weer naar Tanzania om o.a. de technische school te openen, en hij vroeg me weer voor de gezelligheid mee. In het reisprogramma zag ik dat we op zondag in Shirati waren en ik vroeg me – niet al te serieus – af of ze het leuk zouden vinden als ik de dienst deed. Na een uur kwam Bert al melden dat ze dat heel leuk vonden, dus ik zei: ‘maar ik bereid het voor met vrouwen uit de gemeente’. En ook dat vond gehoor en dus maakten we er een vrolijke dienst van geleid door 7 vrouwen met ook 7 collega’s (mannen dus) op de eerste rij met bijbel, pen en opschrijfboek in de hand.
Na afloop van de dienst waren de vrouwen enthousiast, en zo ging het balletje rollen. Inmiddels was me ook al gevraagd of ik de afdeling theologie van de universiteit in Dar es Salaam kon oprichten. Ook dat wees ik vriendelijk af.
In 2022 zou ik een korte collegetoer geven van 3 uur workshops op 4 plaatsen, maar door het overlijden van mijn zoon, moest ik hals over kop terug. Maar kijk, dankzij de Zending kreeg ik een nieuwe kans en zo vertrokken we met ons drieën – collega predikant en voorzitter van de zending Marijn Vermet, dochter en onderwijsdeskundige Corine Duhoux en ik – naar Tanzania. Het programma was aangepast en nu stonden er 4 dagen met een seminar van 9 tot 5 uur op het programma – een programma dat voortdurend veranderde overigens, want in elke kerk – Arusha, Mwanza en Musoma – moest de ‘reguliere’ predikant een lange inleiding houden, er werd gedanst en gezongen en, met name in Arusha, gesprongen, want er kwam een groep Masaai vrouwen meedoen (en bij de dienst van die zondag kwamen ook de mannen mee). In totaal waren er 250 vrouwen die er aan het eind van de dag ook nog waren en een ‘certificat’ kregen. Dorothy – onze tolk, steun en toeverlaat – constateerde het met grote tevredenheid.
De belangrijkste vraag was: wat is de rol van vrouwen in bijbelverhalen zowel in het Eerste als in het Tweede Testament. En daarnaast wilden ze wel iets meer weten van kerkgeschiedenis. En ze wilden werken aan vrouwelijk leiderschap en hun zelfvertrouwen. En dát dus allemaal in één dag, of eigenlijk een halve, want alles moest vertaald worden van het Engels in het Swahili – en de vragen omgekeerd dus. Marijn vertelde iets over de geschiedenis van het christendom, dat Ethiopië het eerste (verplicht) christelijke land was en herstelde Menno weer in ere als Nederlandse kerkvader – waar ze toch echt dachten dat hij een Amerikaanse zendeling was geweest. Met de komst van de eerste vrouwelijke predikant in 1911 – Anne Zernike – gingen de vrouwen verrast rechtop zitten.
Corine nam hen mee in een oefening over leiderschap, waarbij ze in kringen van tien moesten gaan staan en van 1 tot 20 tellen, zonder af te spreken wie begon, wie daarna een getal riep, en als een getal dubbel werd genoemd of werd overgeslagen, moesten ze opnieuw beginnen. Dit was wel iets anders dan ze verwacht hadden, maar ze gingen vol goede moed aan de gang om te ontdekken na 5 minuten, dat het geen enkele groep lukte. Waarom niet? Corine stelde hen vragen als: begon steeds dezelfde? Hebben jullie allemaal iets gezegd? Wat maakte dat je iets of juist niets zei? Wat is leiderschap eigenlijk? Het is niet hetzelfde als ‘de baas’ zijn. Daarna mocht de oefening nog een keer en nu lukte het wel, waarop Corine reageerde met ‘Ik ben trots op jullie!’ – en dat bracht een aantal tot tranen, want dat hadden ze nog nooit gehoord.
We bekeken de rol van ‘de vrouw van Adam’ die pas later Eva werd genoemd en de rol van de in haar eentje ‘overspelende vrouw’ uit Joh. 4 en ontdekten dat vrouwen vaak een naamloze rol hadden als symbool of ‘werktuig’, niet als persoon.
Er waren ontmoetingen met o.a. verschillende deacons om hun verhalen te horen. Eén was door haar man uit huis gezet toen ze inderdaad slaagde. Dat is dus een zorg waarover we nog moeten nadenken hoe we hen – ook na afstuderen – kunnen steunen. Het was vermoeiend, maar wel een feest.
Zo hadden we nog meer ‘feest’ voor de boeg: in Shirati ontmoetten we ‘dg WW’ in de vorm van Leo en Jolande Bakker en we bezochten de technische school die Bert in 2016 had geopend. Corine ging naar een basisschool en Marijn en ik werden ontboden bij de predikant – zoals we ook in Musoma al ontboden waren bij diverse leidende figuren. Maar het echte feestje was toch wel bij de lepra-afdeling van het ziekenhuis, waar we dansten en gezamenlijk aten.
Toen via Musoma weer naar Mwanza vanwaar we naar een heel warm Dar vlogen en verder naar een heel koud Amsterdam. En daar wachtte het gewone leven weer op ons, al leek dat na deze reis toch ook weer wat ongewoon.
Christien Duhoux-Rueb
Lees ook het reisblog dat Marijn Vermet bijhield van deze reis.
Doopsgezinde Geloofsopbouw en Solidariteit maakt het mogelijk dat een aantal vrouwen hun opleiding tot deacon kunnen volgen.